|
| Ik ga je uitleggen hoe je werkwoorden in de verleden tijd moet vervoegen. | |
|
| Oke, ik hoop dat ik er wat van leer. | |
|
|
|
|
|
| Hier komt de uitleg. Bij ik, jij, hij en zij, plak je -te of -de achter de stam. Biij wij, jullie en zij, plak je -ten of -den achter de stam. | |
|
| Wanneer gebruik je -t en wanneer gebruik je -d? | |
|
|
|
|
|
| Dat ga ik je uitleggen. Pak het hele werkwoord en haal er -en af. Als de laatste letter van het woord wat je dan over hebt, eindigt op een letter die in het 't ex-kofschip staat, gebruik je -t. Als die letter er niet in staat gebruik je -d. Snap je het nu? | |
|
| Ja, nu snap ik het wel. Bedankt voor de uitleg. | |
|
|
|
|