|
| Ik ga je uitleggen hoe je de werkwoorden in de verleden tijd moet vervoegen | |
|
| pff.. niet weer hé | |
|
|
|
|
|
| Als je de werkwoorden in de verleden tijd wilt vervoegen, dan moet je eerst zorgen dat je de stam van het werkwoord hebt, de ik-vorm. daarna ga je kijken of de laatste letter van de stam in 't kofschip zit. Als dat zo is wordt het stam+ t. Als de letter er niet in zit wordt het de stam + d | |
|
| Oke, als je het zo zegt, lijkt het helemaal niet zo moeilijk! | |
|
|
|
|
|
| Nee, wat nog wel belangrijk is om te weten dat je het wel in de goede vorm moet zetten. Niet dat het zo is dat je zegt; 'vroeger liepen ik veel'. Je moet het wel in de hij/zij vorm zetten. | |
|
| Oke dank je! het is een stuk verhelderd! | |
|
|
|
|