In dit stripverhaaltje krijg je een korte uitleg over de verleden tijd. |
|
| eerst kijk je of het een zwak of sterk werkwoord is | |
|
| Bij een zwak werkwoord kom(t)(en) er letters achter. Bij een sterk werkwoord verandert het woord zoals in : ik loop, ik liep. | |
|
|
|
|
Bij de volgend stap maak je gebruik van 't kofschip |
|
| Als het een zwak werkwoord is ga je kijken welke letters er achter moeten. Let er wel op dat je altijd werkt vanuit de stam. | |
|
| Als de laatste letter van het werkwoord voorkomt in 't kofschip zet je -te achter het woord. Als de laatste letter niet voorkomt in 't kofschip schrijf je het met -de | |
|
|
|
|
|
| Kortom, als je dit goed leest, ontdek je dat het makkelijker is dan het op het eerste oog lijkt. | |
|
| Veel succes! | |
|
|
|
|